Van Coornhert zijn ongeveer 300 prenten bekend, waarvan hij er circa 200 samen met Maarten van Heemskerkck maakte. Prentmaken was voor Coornhert niet alleen een beroep waarmee hij zijn brood verdiende, maar vooral een manier om zijn denkbeelden te verbeelden, onder de aandacht te brengen en toe te lichten.
Coornhert leerde het vak van prentmaken in het atelier van de Amsterdamse schilder en ontwerper en graveur van houtsneden Cornelis Antoniszn. (c. 1505-1553). Toen hij zich in 1541 definitief met zijn echtgenote in Haarlem vestigde – hij was toen pas 19 jaar − ging hij om in zijn onderhoud te voorzien prenten maken, samen met de toen al vermaarde Maarten van Heemskerck. Coornhert bracht de ideeën aan, Heemskerck verbeeldde deze in tekeningen die vervolgens door Coornhert in hout of koper werden gesneden, geëtst of gegraveerd. Coornhert zorgde vervolgens voor het drukken en de verspreiding.
Meer informatie over Coornhert als prentmaker is te vinden in Coornhert als prentmaker en inspirator van kunstenaars door Ilja veldman, een catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling, gehouden in het kader van het Coornhertjaar Haarlem 2018. De complete catalogus kunt u hier bekijken en als pdf downoaden.
Zelfportret van Maarten van Heemskerck (1498-1574), met op de achtergrond het Colosseum in Rome, waar hij van 1532 tot 1536 had gewoond. Schilderij, 1553.
Om een goed en volkomen mens te worden en gefundeerd voor het goede te kunnen kiezen was volgens Coornhert zelfkennis en kennis van de Bijbel onontbeerlijk. Veel van zijn prenten gaan dan ook over allerlei levenslessen en levenswijsheden en over slechte en goede eigenschappen van de mens. Bijvoorbeeld een serie de Gelijkenis van de Verloren Zoon die gaat over geldverspilling, losbandigheid en vergeving. Of de serie De wereld wil niet beteugeld worden waarin Coornhert verbeeldt dat de wereld niets van rechtvaardigheid wilt weten. Een ander voorbeeld is de serie De nutteloosheid van het bezit van geld.
Een van de houtsneden (ca. 1547) uit de serie Gelijkenis van de Verloren Zoon. De zoon zit hier met een vrouw van lichte zeden uit een boek te zingen. Achter hem steelt een oudere vrouw zijn beurs, een tweede komt met een wijnschaal. Rechts achter zien we hoe de jongeman als zijn geld op is uit het bordeel wordt geschopt.
Coornhert ging zich vanaf 1560 met andere zaken bezighouden. Hij begon een drukkerij/uitgeverij, hij werd notaris, trad in dienst van het stadsbestuur. Toen hij in 1568 naar Duitsland uitweek nam hij om aan de kost te komen het prentmaken weer op. Zijn Duitse leerling Goltzius volgde hem in 1577 naar Haarlem. Deze zou zich ontwikkelen tot een meesterlijk graveur en tekenaar, een van de belangrijkste van Europa. In Haarlem hebben Coornhert en Goltzius samen nog prenten gemaakt, onder andere een prachtige serie over het thema hoe verkeerde opvattingen en leugens de waarheid en de wereld ten gronde richten.
Coornhert werkte ook samen met de Haarlemse glasschilder Willem Thibaut, die ook twee gebrandschilderde ramen voor de Sint-Jan in Gouda ontwierp. Samen met Thibaut maakte Coornhert een aantal prenten over de menselijke dwaasheid.
Coornhert vluchtte in 1572 voor de tweede keer naar Duitsland waar hij bevriend raakte met de tekenaar Adriaan de Weert. Samen maakten ze prenten over religieuze onderwerpen maar ook met lessen over de keuze tussen goed en kwaad in het dagelijkse leven. Heel bijzonder is hun serie van twaalf prenten Het morele verval van de katholieke geestelijkheid ofwel de achtergronden van de Opstand en de Beeldenstorm. Uitgebeeld wordt hoe de katholieke geestelijkheid door rijkdom en een luxueus leven wordt gecorrumpeerd, zodat ware vroomheid verdwijnt.
Zijn bekwaamheid als prentmaker heeft Coornhert vrijwel zijn hele leven ingezet om zijn medemens een spiegel voor te houden en aan te sporen als een goed mens te leven. Tezamen vormen deze prenten een indrukwekkend bouwwerk, een monument van naastenliefde.